Eén lichaam is het en één Geest (…)
Eén Heere, één geloof, één doop. (Efeze 4:4-5)
Ik herinner het me nog als de dag van gisteren.
We zitten met elkaar in een kelder van een hotel. In een land hier ver vandaan.
Een bijzondere ontmoeting op een bijzondere plek.
Het moet in het geheim vanwege de veiligheid van de sprekers.
We luisteren naar hun verhalen. We zuigen het op als sponzen.
Indrukwekkend.
Wat zijn deze mensen vol vuur.
En dat, terwijl hun werk een hoge prijs kan kosten. Maar ze doen het voor dat ene doel.
Aan het einde van de bijeenkomst willen ze graag nog met ons zingen.
We staan in een kring. We zingen allemaal hetzelfde lied, maar ieder in zijn eigen taal.
De klanken van het lied vullen de kelder van het hotel.
Dezelfde woorden klinken in het Nederlands, Arabisch, Engels en Frans.
Alle taalbarrières en verschillen vallen weg.
Veelkleurigheid en toch eenheid.
Op dat moment denk ik aan de hemel. Zou het daar zo zijn?
Eén lied. Eén taal. Tot eer van God, onze enige Heere.
Dan zal die volmaakte eenheid er eeuwig zijn.
Iets waar we hier op zulke momenten van mogen proeven.
Zulke momenten zou je toch dagelijks wensen? Die eenheid. Alle verschillen die wegvallen.
Is dat ook niet hoe het zou moeten zijn?
We belijden toch één Heere, één geloof, één algemene, christelijke Kerk?
Wij geloven en belijden een enige katholieke of algemene Kerk, dewelke is een heilige vergadering der ware Christ-gelovigen, al hun zaligheid verwachtende in Jezus Christus, gewassen zijnde door Zijn bloed, geheiligd en verzegeld door den Heiligen Geest. (NGB art. 27)
Iedere keer weer als ik christenen ontmoet over landgrenzen en kerkmuren heen zijn er deze momenten. Dat ik het ervaar: er zijn verschillen en toch zijn we één.
Helaas kunnen er ook andere momenten zijn. Dat ik ervaar: we zouden één moeten zijn, maar ik mis de eenheid. Waarom die verdeeldheid? Waarom die pijn?
De zonde maakt altijd scheiding. De satan brengt verdeeldheid. Is dat niet de reden waardoor we deze gebrokenheid ervaren? Laat het geen excuus zijn om de verdeeldheid te voeden. Het is een reden om schuld te belijden, persoonlijk en als kerken.
Het doet me ook denken aan een uitspraak die ik eens hoorde van een christen uit een land waar vervolging was. Hij zei het in ongeveer de volgende bewoordingen: Er was zoveel verdeeldheid onder christenen, totdat er vervolging kwam. Toen hadden we elkaar nodig en vielen kerkmuren om. Hebben we elkaar juist niet nodig in deze tijd? Laten we zoeken naar en bidden om eenheid. Het was ook Jezus’ gebed, dat Zijn Kerk één zou zijn. Zoals Hij en de Vader Eén zijn (Joh. 17).
Tegelijk denk ik dat we de volmaakte eenheid hier op aarde nooit zullen vinden, wat we ook proberen. Het geeft een uitzien en verlangen naar de volmaakte eenheid die wacht. De volmaakte eenheid zal er komen, want het Hoofd is al boven. Dan zal het lichaam van Christus verenigd worden en volmaakt één zijn met Hem.
Eén lichaam
In de Bijbel wordt die eenheid van de Kerk in verschillende beelden uitgelegd. Eén van die beelden waarmee de Kerk vergeleken wordt, is het lichaam.
Ons lichaam heeft verschillende delen. Het lichaam werkt samen. Ieder lid heeft een taak. De hand, de voet, het oog, de pink, … het één kan niet zonder het ander. Het heeft allemaal zijn eigen functie. Het ene lid is niet meer dan het andere lid. Zo is de Gemeente van God ook te vergelijken met een lichaam. Allemaal verschillende leden. Allemaal verschillende functies. De één niet meer dan de ander. Paulus haalt dit beeld vaker aan. Ook in de brief aan de Romeinen. Want gelijk wij in één lichaam vele leden hebben, en de leden alle niet dezelfde werking hebben, Alzo zijn wij velen één lichaam in Christus, maar elkeen zijn wij elkanders leden (Rom. 12:4-5).
Op momenten dat er iets in je lichaam niet goed functioneert, merk je altijd weer extra goed dat je dat lid ook nodig hebt om goed te functioneren. Soms zou je bepaalde ledematen bijna vergeten. Totdat er iets mee aan de hand is. We hebben al onze ledematen niet voor niets. Ze hebben elkaar nodig. Wanneer er een deel van ons lichaam niet goed functioneert, kan dat pijn veroorzaken. De andere lidmaten lijden dan ook. De andere kant is ook waar: gezondheid en het goed functioneren van je lichaam kan veel vreugde geven. Misschien juist wel op momenten dat je hebt ervaren dat het niet vanzelfsprekend is dat je gezond bent.
Die pijn en dat verdriet wordt ook ervaren in het lichaam van Christus. Wat kan het pijn doen als je leest en hoort over vervolging. Wat kan het verdriet geven als je verdeeldheid ervaart binnen het lichaam. Paulus benoemt dit in de brief vaan Korinthe: Opdat geen tweedracht in het lichaam zij, maar de leden voor elkander gelijke zorg zouden dragen. En hetzij dat één lid lijdt, zo lijden al de leden mede, hetzij dat één lid verheerlijk wordt, zo verblijden zich al de leden mede (1 Kor. 12:25-26). Mee-lijden met andere leden. Lijden omdat er verdeeldheid is in het lichaam. Het doet pijn. Het geeft verdriet.
Zou daarom de vreugde des te groter zijn als je wel de eenheid mag ervaren?
Onvolmaakte stenen
Een ander beeld wat in de Bijbel wordt gebruikt voor de Kerk, is het beeld van een tempel. Een gebouw door God gemaakt, wat bestaat uit levende stenen.
In dezelfde week als de ontmoeting in de kelder gingen we met de groep naar een opgraving van een oude tempel. Stukken van de muren stonden nog overeind. Andere delen waren afgebrokkeld. Het fundament lag er nog. Dat was stevig. We liepen al mijmerend, biddend en pratend over het tempelplein. Wat een beeld. We waren met allerlei christenen bij elkaar. Ieder van ons kende de pijn van de kerkelijke gebrokenheid. We keken naar een stuk muur. Eigenlijk zag het er niet meer uit. Stenen zaten schots en scheef. Veel was er half afgebrokkeld. En toch vormden die onvolmaakte stenen een geheel. Toch bleef de muur staan. Waarom? Vanwege die perfecte stenen? Nee. Die waren verre van perfect. De muur bleef staan vanwege het fundament en vanwege de bouwmeester die de stenen zelf had toegevoegd aan de muur.
Is dat geen bemoediging? Als we zien op de Kerk dan kunnen we ons afvragen wat ervan terecht moet komen. Een rommeltje bij elkaar. Toch gaat het niet fout met de Kerk, want het fundament ligt vast. En de grote Bouwmeester bouwt en maakt gebruik van allerlei onvolmaakte stenen om het tot één geheel te maken.
Zo wordt gij ook zelven, als levende stenen, gebouwd tot een geestelijk huis, tot een heilig priesterdom (1 Petr. 2: 5a).
Mag jij zo’n levende steen zijn? Of vraag je jezelf af of er wel plaats is voor jou?
De tempel is nog niet af. Er is nog plaats voor meer stenen.
Onvolmaakte stenen. Stenen in allerlei soorten, kleuren en maten.
God weet hoe Hij ze kan plaatsen in die tempel.
Hoe hij die onvolmaakte stenen kan maken tot sierstenen in Zijn tempel.
Waterink schrijft daar ook over: In de tempel die God bouwt voor Zijn eeuwigheid, zijn allerlei stenen. Gewone stenen, sierstenen en stenen, gebouwd om een bepaalde functie te vervullen. Wij weten niet hoe God, die Zijn eeuwige tempel straks, aan de overzijde van het graf, optrekt, ons nodig heeft in Zijn eeuwig Godsgebouw. Misschien zijn er hier op aarde mensen die pracht-stenen lijken, sierstenen voor de kerk en de maatschappij, maar die in de eeuwige tempel doodgewone bouwsteentjes zullen zijn. Natuurlijk wel lévende bouwstenen, maar toch: doodgewone bouwstenen. En misschien zijn er hier blinden, doven, zwakbegaafden, die in ’t oog van de mensen stakkerds lijken, maar die straks, gelouterd door het bloed van Christus, in de eeuwige tempel sierstenen zijn, flonkerend in eeuwige schoonheid.
Veelkleurigheid
Verschillende leden. Verschillende stenen. Verschillende mensen.
We kunnen zo snel oordelen. In hokjes en vakjes plaatsen. In kerkmuren denken.
Kunnen we dat loslaten? Daar overheen kijken?
Mensen denken vaak zwart wit, maar God veelkleurig.
Als je hoort over Gods werk over land- en kerkgrenzen heen, dan word je milder in oordelen. Misschien moeten we meer leren om te kijken vanuit Gods perspectief. Niet omdat er geen verschillen kunnen en mogen zijn, maar om achter die verschillen de mensen te zien.
God ziet de mensen. Hij kijkt over die muren die wij gemaakt hebben.
Hij trekt zondaren van oost en west, noord en zuid.
Jood en heiden.
Straks zullen ze staan voor de troon en voor het Lam. Uit alle volken vrijgekocht.
Een schare die niemand tellen kan. Mensen die wij er misschien niet bij hadden gedacht.
Een veelkleurige, ontelbare menigte. Dan zal het lichaam en het Hoofd volmaakt verenigd zijn. Dan zal de tempel van God af zijn. Dan zal zichtbaar zijn wat we nu belijden – en waar we soms misschien over twijfelen door alle verdeeldheid – maar wat een vaste grond heeft in God:
Ook mede is deze heilige Kerk niet gelegen,
gebonden,
of bepaald in een zekere plaats,
of aan zekere personen,
maar zij is verspreid en verstrooid door de gehele wereld;
nochtans te zamen gevoegd en verenigd zijnde met hart en wil in één zelfde Geest,
door de kracht des geloofs. (NGB art. 27)
De enige vaste grond van die Kerk ligt in Christus. Over dat enige fundament en die ene Kerk heeft Samuel John Stone in 1866 een prachtig lied geschreven. Zing je het lied biddend mee?
De Kerk van alle tijden
kent slechts één vaste grond:
’t is Christus, die door lijden
Zijn volk aan zich verbond.
Om haar als bruid te werven,
kwam Hij ten hemel af.
’t Was Hij die door Zijn sterven
aan haar het leven gaf.
Dit blogartikel werd geschreven door Yvonne. De foto werd ook door haar gemaakt.
Geef een reactie